materiaal: polyester
hoogte: 160cm
breedte: 60cm
diepte: 80cm
Proza-Poëzie
Naar aanleiding van een jaarlijkse openlucht wedstrijd-tentoonstelling voor beeldhouwers in Heist-op-den-Berg, werd er beslist om één werk van een enkele beeldhouwer gedurende een gans jaar aan het publiek voor te stellen, en wel naast het Cultureel Centrum “De Zwaneberg” .
Eigenaardig genoeg is het een van mijn uitspattingen geworden, een beeld waar met de minste moeite of scrupules mee te werk is gegaan. Het was een samenspel van lijnen en gewaarwordingen die in een hoop klei zijn uitgevoerd. Toch was het een proces van de derde creatie in zijn soort, wat nogmaals bewijst dat door oefening en arbeid pas een vereenvoudigde eenheidsvorm naar voor wordt geschoven.
De gedachtengang of uitvoering werd samengebundeld in een hoopje klei van ą 30 cm hoogte en nadien vereeuwigd in brons. Hetzelfde thema is later uitgewerkt in witte gepolijste Carrara-marmer van ongeveer 40 cm hoog. Nog veel later, met een aangedikt verhaal, in polyester (150 cm hoog). Drie verschillende materies met elk hun verhaal van uitvoering en uitstraling.
Door uitdenken en dan pas proberen, komt het onderwerp langzaam te voorschijn uit de mist of vanonder de spinnenwebben in mijn achterhoofd.
Aan de hand van kapstokken die je in je leven verzamelt, bouw je een soort ladder van waarop je in gedachten hoger kan klimmen. Zo ook heb je in de doorsnede van een bedding van een rivier uitstulpingen waarop je kan steunen om zo uit die rivier (of vanuit een diep gat of depressie) te klauteren. Meestal heb je al die kapstokken (steunen) nodig om stap voor stap vooruit te komen.
Soms heb je maar enkele treden of houvasten nodig om plots recht omhoog uit het water te komen, en dan is het belangrijk om op dat moment uit te kijken hoe je aan de kant komt zonder te verdrinken of te blijven zweven als een libel boven het wateroppervlak. Dan, en niet eerder, is het moment aangebroken om tot een creatie te komen.
Ik denk dat dit proces kan versneld worden met drugs, maar daar ben ik nog lang niet aan toe want ik beschik over te veel kapstokken waarmee er nog verschillende sprongen kunnen gewaagd worden.
Zo’n sprong bracht mij bij het eerste serpent (zie tekening – brons). Voor het tweede en derde zijn er geen spectaculaire krachtpatserijen nodig ; zij zijn maar varianten, gestoeld op materiaalkennis.
Toentertijd zat ik werkelijk in een diep gat en moest er absoluut uit, maar hoe ? De kapstokken, de injecties van het dagelijks leven, je onmiddellijke omgeving, zij geven je de drijfveer en het lijnenspel. Niet andere mensen met mijn miserie confronteren, maar ze wel mee over het hekje laten gluren ; het ingebeelde “afstand-houden” van alles en nog wat, en zeker van de mensen die je dierbaar zijn (uiteindelijk zijn zij het die alles te verduren krijgen), vandaar het begrip “Serpent”.
De scheppende geest van de mens geeft een gelaat vrij, en in dit geval dat van een negatieve heks, met de typische zeer spitse neus en praktisch geen kin : het gezicht van een haarklover. De ogen met de pupillen van een schaap, kijken los door je heen, maar zelf kan je er niets in lezen want er valt ook niets in te lezen.
“Serpent” roept ook het beeld op van een slang met een afdekschild als bescherming. Het brilteken op de rug van de brilslang duidt aan dat “het” ook langs achter kan kijken. Het venijnige vrouwmens heeft scherpe puntige borsten met tepels die de giftanden symbolizeren ; de staart krult zich volledig rond het onder-lichaam alsof het creatuur wil zeggen dat het met zichzelf geen blijf weet : je zit met jezelf opgescheept.
De gladde afwerking geeft het beeld een extra glibberige indruk waar de huid van een slang mee geassocieerd wordt ; de gepolijste marmeren uit-voering weerkaatst het licht en benadrukt de koude steen.
Het serpent in polyester is veel groter en majestueuzer en roept daarom het mystieke meer op. Het is voor mij – voorlopig althans – de eindfase van het serpent-tijdperk. Ik kan stoppen na drie slangen, maar zou dat ook kunnen na een vierde ; wanneer moet je eigenlijk stoppen ? Het serpent is voor mij dus een bijkomende kapstok.
Ondanks dit onderwerp, ben ik de vrouwtjes genegen, wat bewijst hoe tijdelijk alles maar is.
Nog tot juni 1998 zal een serpent zijn omgeving in zich opnemen en mij vertellen wat de volgende creatie zal zijn.
Jef Van Leeuw