Proza-Poëzie
Tijdens zwoele zomernachten is het soms wel eens moeilijk om in te slapen. Je ligt te woelen, te keren, te denken en bet is te warm, veel te warm. Het is net of je onvoldoende lucht naar binnen krijgt en toch staat bet raam en zelfs de deur van de slaapkamer wagenwijd open. Je maakt jezelf wijs dat je toch voldoende lucht naar binnen kunt krijgen wanneer je in bet donker en naar bet plafond toegekeerd, je mond ver openspert.
Dan zie je plotseling, zo tussen slapen en niet slapen, een soort wezentje dat van heel deze toestand blijkbaar geen last heeft. Het is een diertje dat er voor gemaakt lijkt te zijn om zich in zulke bizarre situaties in zijn element te voelen.
Eerst vliegt bet in je gedachten de kamer rond met een zacht zoemend geluid, alsof bet tegen jou wil vertellen hoe je je moet gedragen. Na een poosje begint bet schepseltje te dalen en na nog een paar toertjes gemaakt te hebben, zoekt bet steun achteraan op bet voeteneinde van bet bed waar bet je bezwete hoofd bekijkt alsof er niets aan de hand is. Het wezentje is ongeveer 5 cm hoog in zithouding.
Ineens opent bet zijn trechtervormige muil en begint lucht in zich op te nemen. De bek heeft de vorm van het witte haagbloempje of haagwinde en trilt onder de massa’s zuurstof die er langs passeert. De kracht waarmee de lucht naar binnen gezogen wordt komt uit de enorme borstkas ; het lijkt wel of “Jerommeke” aan ’t werk is.
De opgezogen lucht verspreidt zich verder in bet banaanvormige lichaam tot dit verzadigd is. Plotseling is het net of de naden beginnen te scheuren en de banaan gaat uiteenspatten ; ze komt nu echter volledig in horizontale stand, gestrekt dus. Bij nader inzien zijn de naden van de banaan voorzien van een extra breedte. Ze verbergen een bijkomende wand of vlak precies als bij een opgevouwen paraplu, of zoals een vleermuis netjes de mantel in plooitjes opbergt.
Intussen zuigt bet beestje maar verse lucht aan en de uitgestrekte banaan lijkt intussen een overrijpe langwerpige meloen die begint te trillen. Het is net een ballon die stilaan van de bedrand loskomt, en werkelijk, door de inwendige luchtdruk komen op de schouders zittende opgevouwen vleugeltjes in werking.
De zeppelin zet zich in beweging, de bek gaat dicht en heeft nu de vorm van de snuit van een spitsmuis. Het wezentje heeft door de gele, overrijpe vorm en de rode verticale ringen over bet lijfje nu bet uitzicht van een reuzewesp. Zacht zoemend begint het te toeren.
Na een poosje verdunt het lichaam, en de meloen wordt eerst terug een rechte banaan die langzamerhand steeds maar krommer wordt. Zoals je een brief post in een hoge brievenbus, met de vier vingers samen bovenaan en de duim onderaan om te grijpen, zo ook zoekt de luchthapper greep te krijgen aan een vooruitstekend tafelblad of aan bet nachtkastje. Neen, hij gaat weer op dezelfde plaats zitten, achteraan op de bedrand. Volledig afgegaan, begint het beestje zich dan opnieuw vol te pompen en bet hele procédé herhaalt zich. Hoe vaak bet opladen en ontladen die nacht is gebeurd weet ik niet meer, maar bet duurde lang. ’s Anderendaags wist ik zeker een slechte nachtrust te hebben gehad, maar bet diertje – kater – heb ik er aan overgehouden.
Nu zie je soms in de avondschemering van die kleine luchthappers die de slaapkamers van de buren in- en uitvliegen zoals muggen soms gaan zwermen. De grotere hangen – afwachtend om hun slag te slaan – aan dakgoten van bepaalde huizen, of soms wel aan kerken, maar de grote luchtzuigers leven in groepsverband en zoeken dan ook grotere gebouwen op zoals nonnenkloosters of kolleges waar veel internen zijn, ofwel gevangenissen.
Nog veel slaapgenot !
Jef Van Leeuw